Begrippen - ~ D ~
Décoreren |
Het versieren van koekjes, bonbons, gebakjes, taarten, puddingen of schotels. |
Doorspatelen |
Met een spatel (houtenlepel) verschillende grondstoffen en/of halffabrikaten luchtig door elkaar werken. |
Draad |
Het koken van een suikeroplossing tot 89° Reamur. / 111° Celcius. |
Dresseren |
Het schikken van van gerechten op een schotel. |
Dressing |
Een mengsel van olie, azijn en kruiden, voor over b.v. de sla. |
Drooggemalen |
Een mengsel van gelijke delen suiker en amandelen (gepeld of ongepeld) fijn gemalen en 10% bloem. |
Dry ageing |
Bij dry ageing wordt vlees nog aan het bot voor langere tijd – variërend van 21 tot 120 dagen – bewaard in een ruimte waar de luchtvochtigheid (85 procent), luchtcirculatie en temperatuur (tussen 0 en 1 graden Celsius) streng worden gecontroleerd.Tijdens het rijpingsproces verdampt het vocht uit het vlees, waardoor het een geconcentreerde smaak krijgt. Ook wordt het spierweefsel langzaam afgebroken door de van nature aanwezige enzymen in het vlees. Dit maakt dit speciale vlees zo lekker mals. |
Duxelles |
Mengsel van fijngehakte ui en champignons dat al roerende wordt verhit tot al het vocht eruit verdampt is. Duxelles wordt ook gebruikt als onderdeel van een farce. |
Dragant |
Mengsel van poedersuiker en gelatine gekneed tot en zeer stevig suikerdeeg. Wordt voornamelijk gebruik om SHOW stukken van suiker te maken. |